Theorie DuMo

Voor al de projecten op deze website is met behulp van het ‘DuMo-rekenmodel’ het ‘DuMo-profiel’ berekend. In het DuMo-profiel wordt de combinatie van het behoud van cultuurhistorische waarden (monumentaal waarde) en de verbetering van de duurzaamheidsprestatie mee gewogen. Het doel van het DuMo-profiel is om juist monumenten te kunnen beoordelen op hun duurzame eigenschappen. Dat er met monumenten anders moet worden omgegaan in de duurzaamheiddiscussie is daarbij duidelijk. De mate van duurzame ingrijpen is namelijk afhankelijk van de mate van de aanraakbaarheid van het monumentale pand. Bijvoorbeeld: Indien een gebouw een monumentale gevel heeft met monumentale kozijnen en monumentaal enkelglas zijn de isolatiemogelijkheden een stuk geringer dan wanneer de gehele gevel geen monumentale waarde heeft en waarbij de ramen dus probleemloos geïsoleerd kunnen worden.

Het DuMo-profiel is de samenstelling van de Du-index en de Mo-coëfficiënt. De Du-index geeft aan welke prestatie het betreffende gebouw bereikt m.b.t. duurzaamheid. Hierin wordt er gekeken naar het energieverbruik, het waterverbruik en de materialen van het gebouw. Met de Mo-coëfficiënt wordt aangegeven wat de monumentale waarde van het gebouw is, en hoe groot de ingrijpmogelijkheden in het gebouw zijn. Wordt de Du-index door nieuwe ingrepen hoger, dan verbeterd de duurzaamheidsprestatie. Wordt de Mo-coëfficiënt hoger, dan worden cultuurhistorische waarden herstelt. Een afname van de Mo-coëfficiënt betekent, dat er cultuurhistorische waarden verloren zijn gegaan. De ervaring leert dat in de meeste gevallen de Du-index stijgt, terwijl de Mo-coëfficiënt niet veranderd door de ingrepen. Dit betekent dus dat de duurzaamheidsprestatie verbetert, zonder dat de ingrepen tot een verlies van cultuurhistorische waarden leiden. Er zijn ook al enkele projecten gerealiseerd waarbij cultuurhistorische waarden zijn hersteld én de duurzaamheidsprestatie werd verbeterd. Deze projecten scoren doorgaans hoog in het DuMo-rekenmodel.

Greencalc+
DuMo-labeling volgens de Greencalc+ labeling methodiek. (Bron: Handboek Duurzame Monumentenzorg, Theorie en Praktijk van Duurzaam Monumentenbeheer)

Uitgangspunt van het DuMo-rekenmodel is een aansluiting bij de GreenCalc+ systematiek. Dat betekent bij de huidige labeling dat een serieus opgeknapt monument een standaardwaarde met een D-label zou moeten kunnen halen. Een D-label betekent in GreenCalc+ een Milieu Index Gebouw (MIG) tussen de 163 en 197, gemiddeld komt dat op een Milieu Index Gebouw van 180. Omdat een met de duurzame monumentensystematiek berekende eindscore geen Milieu Index Gebouw is, maar een geheel andere opbouw heeft, bepaald door de aanraakbaarheid van het monument en de duurzaamheid samen, spreken we bij monumenten over een DuMo-profiel.

Bepaling DuMo-scores
Het middelste profiel (167) in bovenstaande afbeelding toont een situatie bij een X-categorie monument waarbij door de duurzaamheidsingrepen de Mo-coëfficiënt van 1 naar 0,75 is gezakt. In het betreffende gebouw zijn dus enkele cultuurwaarden verloren gegaan ter wille van een goede duurzaamheidsprestatie. In dit geval is dat op formele grond geoorloofd omdat het geen beschermd monument betreft.

Bovenstaande uitgangspunten van het monument betekenen dat een monument met een A-status van aanraakbaarheid, slechts weinig ingrepen kan verdragen, maar ook een dienovereenkomstige geringere duurzaamheidinspanning hoeft te leveren om toch op de gevraagde 180 uit te komen. In de praktijk betekent dit, dat de topmonumenten met een aanraakbaarheidscategorie A en een Mo-coëfficiënt van 2-3 een duurzaamheidinspanning moeten verrichten met een Du-index van 60-90. Een realistische inspanning. Het betekent ook dat een monument van de categorie C-aanraakbaarheid zich bijna geheel op duurzaamheid kan en moet concentreren om het gevraagde DuMo-profiel van 180 te halen. Doordat de aanraakbaarheidcategorie als coëfficiënt gehanteerd wordt, is deze leidend bij de gehele DuMo-discussie. Er worden serieuze duurzaamheidsinspanningen gevraagd op het moment dat de aanraakbaarheid van het monument dat in principe ook toelaat. Laat het monument deze ingrepen niet toe, dan zijn de gevraagde duurzaamheidsinspanningen ook navenant geringer.

Dumo- score bepalingTabel met de aanraakbaarheid, Mo-coefficient en de minimale Du-index om de DuMo-score van minimaal 180 te behalen.

Bepalen van de DU-score
De meeste milieueffecten zijn niet zomaar bij elkaar op te tellen. Wat is bijvoorbeeld slechter voor het milieu, de uitstoot van een kilogram CO2 of een kilogram SO4? Met behulp van de zogenaamde ‘verborgen milieukosten’ zijn alle milieueffecten in het DuMo-rekenmodel onder één noemer gebracht. De verborgen milieukosten zijn de kosten die we zouden moeten maken om het project helemaal duurzaam uit te voeren. Bij voorkeur zijn dat de kosten om het ontstaan van de milieubelasting te vermijden, bijvoorbeeld door extra isolatie of hoogwaardigere apparatuur. Maar soms zijn end-of-pipe oplossing niet te vermijden. Een voorbeeld hiervoor zijn de kosten voor filters in het productieproces van stenen, waardoor de uitstoot van schadelijke emissies voorkomen wordt. Hier is en wordt nog steeds onderzoek naar gedaan door o.a. de Erasmus Universiteit, TU Eindhoven, TU Delft, CE, TNO en het NIBE.

De milieu-impact van het gebouw wordt onderverdeeld in drie onderdelen die hieronder verder zijn gespecificeerd:

Energie
Voor het thema energie scoren veruit de meeste historische gebouwen slechter dan nieuwbouwprojecten. Dit komt onder meer omdat in veel gevallen de buitenschil van historische gebouwen niet of nauwelijks geïsoleerd is (vaak zitten er ook ramen met enkele beglazing in), omdat er verouderde installaties aanwezig zijn en omdat er een overmaat aan ruimte aanwezig is (waaronder vaak ook hogere verdiepingen). Ook zijn de installaties vaak verouderd. Op het gebied van energie kunnen monumenten vaak nog veel verbeterd worden.

Water
Het thema water is gericht op drinkwaterbesparing door waterbesparende installaties. Bij veel historische monumenten kunnen maatregelen die in nieuwbouwprojecten tegenwoordig gebruikelijk zijn (bijvoorbeeld waterbesparende douchekoppen, toiletten met spoelonderbreking enz.) zonder problemen worden toegepast.

Materialen
Voor historische gebouwen geldt dat zij over het algemeen heel goede scores bereiken voor het thema materialen. Dit komt door de bijzonder lange levensduur van de materialen. De negatieve milieueffecten zijn over het algemeen al afgeschreven en er worden slechts marginale effecten veroorzaakt voor onderhoud en restauraties. Uitzonderingen hierop zijn uitbreidingen, die in principe als nieuwbouw kunnen worden beschouwd, en ingrepen met zeer milieubelastende maatregelen, bijvoorbeeld toevoegingen die uitgevoerd worden met tropisch hardhout uit ongecontroleerde bosbouw.
Bij de productie van bouwmaterialen komt bijna altijd een milieu-impact kijken. Denk hierbij aan de emissies van het energieverbruik, uitputitng vangrondstoffen en uitstoot van de fabrikatie. Om meer te weten over de milieu-impact van bouwmaterialen en om meer inzicht te kijken welke bouwmaterialen een geringe milieu-impact hebben kijk dan op www.nibe.info.